Vliegen voor MAF is ‘Flying for Life’. Vliegen voor zowel het geestelijke als het lichamelijke leven.
Normaal gesproken doe ik niet zoveel medevacs (medische evacuaties) of patiënten vervoer. Zo nu en dan komt er eentje langs. Ik denk ongeveer 1 of 2 keer per maand.
Afgelopen week had ik 5 medische vluchten in twee dagen. Dat was dus een heel ander verhaal. Eerst op dinsdag een klein meisje van nog geen twee jaar die last had van benauwdheid. Gelukkig konden we die met een vlucht van 25 minuten relatief makkelijk naar een ziekenhuis brengen.
Terwijl ik die vlucht uitvoerde, kreeg ik bericht dat ik zo snel mogelijk naar Sangera moest vliegen (na deze medevac) om daar een man op te halen die veel bloed verloor omdat beide handen verwond waren door een kapmes.
Toen ik zo’n 1,5 uur later aankwam in Sangera, ben ik snel met het papierwerk begonnen. Ik vroeg aan de omstanders waar de patiënt was en die zeiden dat hij er aankwam. Hij kon zelf lopen, dus dat was een goed teken. Ook al verloor hij bloed, hij had blijkbaar nog genoeg om overeind te blijven staan. Dat klinkt misschien wat bijdehand, maar ik ben geen dokter. Ik kan onmogelijk een medische inschatting maken van de conditie van de mensen die we ad hoc van A naar B vliegen. Zo zou de volgende dag ook blijken. Deze man stond nog, liep nog, en sprak ook, dus hoewel het kritisch was dat hij medische hulp zou krijgen, het kwam in ieder geval niet aan op 20 minuten.
Dat hij medische hulp nodig had, was wel duidelijk. En hoewel ik het hem op dat moment niet vroeg, wist ik ook dat dit geen ongeluk was. Hoe is het mogelijk om jezelf aan beide handen te verwonden met een kapmes? Ik woog de man en zag één van zijn handen: zijn pink was eraf en het bot was zichtbaar. De wond was nat van bloed en lymfevocht. Zijn andere hand was in een doek gewikkeld. Ik heb die niet gezien, maar kan me alleen maar voorstellen dat die er nog erger aan toe was.
De lokale bevolking leek er overigens niet echt van onder de indruk. Het was een feit. Nu proberen de man medische hulp te laten krijgen. Overigens was dit op maandag ochtend gebeurd. Ik ben maandagmiddag over dit dorp gevlogen op weg naar huis, maar ze hebben ons niets laten weten. Pas dinsdag aan het begin van de middag werd duidelijk dat dit niet vanzelf overging. We zien dit vaak: mensen zijn laat met het melden van problemen. Eerst willen ze het zelf oplossen of afwachten of het zelf overgaat. Meestal is dat niet het geval. Soms met de dood als gevolg. Terwijl we meestal makkelijk eerder hadden kunnen helpen.
Eenmaal geland in Wewak vroeg ik de man: Is dat van werk of van vechten. Hij reageerde kort: ‘Paitim’.
Dat was de dinsdag, toen kwam woensdag.
In de ochtend was bij mij bekend dat ik een patiënt vanuit Lumi terug naar Wewak zou vliegen. Dat zou pas in de middag zijn, dus het hield me niet echt bezig.
’s Ochtends zou ik ook al naar Lumi gaan, maar dan doorvliegen naar Vanimo (naar het westen, terwijl Wewak naar het oosten is). In Lumi werd mij gevraagd of ik een ‘bel mama’ mee kon nemen. De zwangere vrouw moest naar Vanimo om te bevallen. Waarom ze niet in de kliniek in Lumi kon bevallen werd mij niet gezegd. Daar dacht ik eigenlijk ook niet over na. Pas nu ik dit schrijf dringt tot mij door dat er meer aan de hand was.
De vrouw had al weeën zag ik. Serieuze weeën, want ze kon ze niet verbergen. Ik vroeg de gezondheidswerker enigszins ongerust hoe veel tijd ik nog had. “Uren, zei hij. Pas morgen ochtend bevalt ze”. Ik had zo mijn twijfels. Bij Harriëtte ging het des tijds razendsnel en het duurde nog zeker een uur voordat we in Vanimo zouden zijn.
Gelukkig kwamen we in Vanimo voordat het kind ter wereld kwam. Dat was een opluchting.
Het vliegtuig werd volgeladen met goederen en brandstof en toen was het tijd de passagiers te boarden. Pas toen 8 van de 9 passagiers aan boord waren, werd mij verteld dat ik een zieke man van Vanimo naar Anguganak zou vliegen. Dat is de omgekeerde wereld. Anguganak is een klein bush dorp, zoals Lumi, met een klein kliniekje. Een zieke man vlieg je daar normaal niet naar toe. Maar het werd al snel duidelijk waarom nu wel. Mij werd verteld dat er geen behandeling voor deze man meer was. Hij ging naar huis om te sterven. Ze wezen mij op zijn buik die opgezet was. Ook zag ik zijn opgezette handen en voeten en ik concludeerde voor mijzelf dat het waarschijnlijk iets als kanker was.
We zetten de man achterin het vliegtuig, wat de makkelijkste toegang en meeste ruimte geeft. Familie maakt de man nat met water om hem af te koelen. Een familielid huilt om zijn vertrek.
De man had zijn ogen open, maar was erg zwak en kon zich eigenlijk niet bewegen. Een familielid nam plaats naast hem om op hem te letten en voor hem te zorgen.
We vertrokken uit Vanimo, op weg terug naar Lumi. Er waren veel wolken en de lucht was turbulent vlak bij de grond. Ik vloog op normale hoogte van Vanimo naar Lumi: 7000 voet. Dat is ongeveer 2,5 Km hoogte. Dit is overigens lager dan de cabine druk in verkeersvliegtuigen, die doorgaans rond de 8000 voet wordt gehouden.
In Lumi pikte ik de patiënt voor Wewak op. Tot mijn ergernis was ons niet verteld dat deze man niet rechtop kon zitten, maar moest liggen, vanwege schade aan zijn rug toen hij uit een boom viel tijdens jagen. Wat die schade is, is mij onduidelijk. Als we geweten hadden dat hij moest liggen, hadden we een stretcher meegenomen. Nu moest deze man op een matje liggen en met veiligheid-harnas vastgezet worden.
Het vluchtschema zag er onschuldig uit in de ochtend, maar ik begon er steeds meer bezorgd om de worden. Doorgaans willen we passagiers niet meer dan 2 tussenlandingen laten maken. Onze zieke man uit Vanimo zou eerst in Lumi landen, daarna in Edwaki en dan pas in Anguganak. Wel gewoon twee tussenlandingen, maar gezien zijn gesteldheid minder ideaal. Maar de goederen waren al meegenomen uit Vanimo en mensen in Edwaki verwachten ons al. Dus zo snel als mogelijk de patiënt uit Lumi aan boord brengen, papierwerk invullen en door naar Edwaki.
In Edwaki de mensen opgehaald die opgehaald moesten worden, papierwerk ingevuld en door naar Anguganak, zodat onze patiënt in alle rust naar huis kon.
Eenmaal geland in Anguganak, wilde het familielid van de patiënt eerst alle goederen uitladen. Daarna liet hij een auto komen om de man in over te brengen. Ik vond het vreemd dat hij de man niet sneller uit het vliegtuig wilde halen, maar het drong niet tot mij door, dat dit familielid meer wist dan ik op dat moment.
Toen we de man uit het vliegtuig tilden, langs de andere patiënt, viel mij op dat de man er wat grauw uitzag. Zijn ogen waren dicht. Terwijl we hem op tilden bleef hij in de zithouding zitten. Dat zag er erg onnatuurlijk uit. Zijn arm, die niet ondersteund werd, hing niet naar beneden, maar bleef langs het lichaam hangen, bijna horizontaal.
Toen drong het tot mij door dat dit niet klopte. Deze man leeft niet meer.
Ik vroeg onze MAF agent, Alex, die het vliegveld in Anguganak onderhoud of hij wist of het ‘goed’ ging met de man. (Als lokale man kan hij natuurlijk veel beter verstaan en inzien wat er aan de hand is). Alex vertelde mij dat de man gewoon sliep. Ja, ja. Slapen. Ik ben bang dat het een hele diepe slaap is.
Vanaf dat moment gingen er allerlei gedachten door mijn hoofd. Op het moment zelf was ik druk met de volgende vlucht en het papierwerk.
We hebben de man met beschadigde rug gewoon naar Wewak en het ziekenhuis kunnen brengen.
Van de 5 medische vluchten in twee dagen, zijn er 4 goed afgelopen. Tenminste, voor zover wij dat kunnen zien. De zwangere vrouw is wel veilig in Vanimo aangekomen, maar we weten niet of de baby het wel heeft gehaald. De andere kant is: als we de zwangere vrouw niet in Vanimo hadden gekregen, waren beiden waarschijnlijk overleden.
En zo staan leven en dood heel dichtbij elkaar hier. MAF doet zijn best om mensen te helpen, maar er is maar zoveel dat we kunnen doen. We zijn geen medisch opgeleide piloten. En zelfs als we dat zijn, kunnen we niet helpen op het moment dat we vliegen.
En toch spookt de gedachte door mijn hoofd: wat als ik die man uit Vanimo nou preventief zuurstof had gegeven? We hebben dat voorhanden in het vliegtuig en het kost weinig moeite om dat toe te dienen. Ik had daar gewoon domweg niet aan gedacht. Wat als ik lager was gaan vliegen. Dan was de partiële zuurstofdruk hoger en had de man het misschien overleeft?
Wat als…
De realiteit is dat het niet altijd een succes verhaal is. We delen van de mooie en blije dingen. Prachtige natuur of ‘helden-verhalen’ als we weten dat we hebben kunnen helpen. Maar het gaat gewoon niet altijd goed. Dit is geen negatieve reclame, maar de voeten weer op de grond: we doen wat we kunnen, maar we kunnen niet alles. Helaas zal dit naar alle waarschijnlijkheid ook niet de laatste persoon zijn die onder mijn toeziend oog het leven zal laten binnen MAF vluchten…
Zolang we ook maar de succes verhalen blijven ervaren.
Moeilijk hoor, maar goed dat jullie ook dit delen. Hectische dagen waarin ook moeilijke aspecten naar voren komen. Lastig dat mensen niet kunnen aangeven wat er nodig is. Gods zegen toegewenst.
Bedankt Tjitske!